Test
maart 2013{loadposition inloopspreekuur}
{loadposition inloopspreekuur}
De afgelopen jaren is er veel ophef over ontslagvergoedingen. Wellicht is die ophef de oorzaak ervoor dat de rechters tegenwoordig lagere vergoedingen toekennen dan vroeger gebruikelijk was.
Als een werkgever en een werknemer arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd met elkaar sluiten die elkaar opvolgen met tussenpozen van niet langer dan drie maanden dan ontstaat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als een periode van 36 maanden wordt overschreden of bij het aangaan van de vierde tijdelijke arbeidsovereenkomst. Dat volgt uit artikel 7:668a BW. Overeenkomsten voor seizoensarbeid worden vaak aangegaan met tussenpozen van langer dan drie maanden. Dan ontstaat dus niet een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen die partijen.
Een arbeidsovereenkomst heeft bijzondere kenmerken die vooral hieruit voortvloeien dat een werknemer een positie heeft waarin hij afhankelijk is van zijn werkgever.
Indien waarschuwing van personeel voor gladheid door de werkgever wordt nagelaten, dan kan dat de werkgever duur komen te staan. Dat blijkt wel uit een recente uitspraak van de kantonrechter uit Harderwijk (kantonrechter Harderwijk 9 januari 2013, BJN 132631).
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 23 november 2012 (HR 23 november 2012, LJN:BX5881) geoordeeld dat een bestuurder persoonlijk, dus in privé, aansprakelijk kan worden gehouden, indien hij in strijd heeft gehandeld met een op hem rustende (zorgvuldigheids)verplichting.
De kantonrechtersformule is sinds twee jaar niet meer de standaard voor het bepalen van de vergoeding waar een werknemer bij beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst eventueel ‘recht op heeft’. De Hoge Raad heeft namelijk bepaald dat aan de formule, buiten de ontbindingprocedures waarvoor de formule oorspronkelijk voor was bedoeld, geen betekenis meer toekomt voor het bepalen van een passende ontslagvergoeding.
In een kwestie die eerst aanhangig was bij de rechtbank te Den Bosch en voorts in hoger beroep werd behandeld door het gerechtshof aldaar, ging het om het volgende. Een huurder heeft een woning gehuurd van een verhuurderinstantie. Op enig moment heeft de verhuurder in een gerechtelijke procedure de ontbinding van de huurovereenkomst met de betreffende huurder en de ontruiming van het gehuurde gevorderd, daar de huurpenningen niet werden voldaan. De vorderingen tot ontbinding en ontruiming zijn door de rechtbank toegewezen.
Indien een echtgenoot/echtgenote een erfenis of schenking ontvangt onder een uitsluitingsclausule hetgeen impliceert dat de erfenis of schenking privé is van de betreffende echtgenoot/echtgenote en de erfenis/schenking wordt vervolgens gestort op een bak- of effectenrekening op naam van beide echtelieden rijst de vraag of deze erfenis/schenking niet in de huwelijksgoederengemeenschap is gevallen.
De meest gebruikte ontslagwijze is tegenwoordig het sluiten van een beëindigingovereenkomst. Die bevat vrijwel altijd de bepaling dat de werknemer goed is geïnformeerd over zijn ontslag en dat hij de overeenkomst niet zal ontbinden of vernietigen. Die laatste bepaling houdt geen stand als de werkgever de werknemer niet goed heeft geïnformeerd over zijn rechtspositie of de gevolgen van het ontslag.