Perpetuele obligaties: niet zo veilig als werd gedacht!
Een aantal banken heeft in de voorbije jaren aan haar klanten geadviseerd om in hun beleggingsportefeuille perpetuele obligaties op te nemen. Voor een aantal klanten heeft dit grote verliezen opgeleverd. Wat mag van de bank als adviseur worden verwacht?
Een perpetuele obligatie, ook wel een eeuwigdurende obligatie genoemd, is een obligatie met een onbepaalde looptijd. Het zou zo moeten zijn dat de obligatie periodiek een rentevergoeding uitkeert. De obligatie moet niet worden ingelost. Dit kan overigens anders worden vastgelegd in het prospectus. De meeste perpetuele obligaties zijn achtergestelde leningen.
Als gevolg van de financiële crisis zijn er perpetuele obligaties die (enorm) in waarde zijn gedaald.
Ik sta een aantal Zeeuws-Vlaamse cliënten bij die nagenoeg hetzelfde verhaal hebben. Het komt er op neer dat deze cliënten gepensioneerde ondernemers zijn. Hun contanten hadden zij staan bij dezelfde bank. Zij werden, onafhankelijk van elkaar, geadviseerd door dezelfde adviseur bij diezelfde bank.
Wat zij ook gemeenschappelijk hebben is dat hun ‘beleggingsprofiel’ –zakelijk samengevat- is aan te duiden als (zeer) behoudend. Dit omdat de opbrengsten uit het kapitaal het pensioen zou moeten vormen van deze gepensioneerde ondernemers.
De beleggingsadviseur heeft aan de cliënten geadviseerd om bepaalde perpetuele obligaties aan te schaffen. Hetgeen zij hebben gedaan. Dit heeft tot gevolg gehad dat het vermogen van deze cliënten als het ware is ‘verdampt’.
De cliënten hebben het standpunt ingenomen dat de bank haar ‘zorgplicht’ heeft geschonden bij het geven dan de adviezen. De bank weigert om de aansprakelijkheid voor de schade die cliënten hebben geleden te aanvaarden.
Zeer recent is de beleggingsadviseur, alsmede zijn direct leidinggevende, op verzoek van mijn cliënten, gehoord door de Rechtbank te Middelburg.
In het kader van dit getuigenverhoor heeft de beleggingsadviseur onder andere verklaard dat hij cliënten heeft geadviseerd over de aankoop van obligaties uitgegeven door banken. De adviseur heeft letterlijk verklaard: ‘Ik heb destijds geadviseerd obligaties van banken aan te kopen omdat die met de wetenschap van toen niet failliet gingen’.
De leidinggevende van de adviseur heeft onder andere het volgende verklaard: ‘ik weet dat er naast dhr. X nog andere cliënten zijn die problemen hebben ondervonden met de perpetuele obligaties van Landsbanki en Royal Bank of Scotland. Deze zaken zijn overigens allemaal afgehandeld, dat wil zeggen de klacht bestaat niet meer. In een klein aantal gevallen zijn er ook financiële regelingen getroffen.
Naar aanleiding van de getuigenverhoren zal ik mij met cliënten beraden over de te nemen stappen. De centrale vraag hierbij is of de bank haar zorgplicht heeft geschonden.
Wat mag de klant nu verwachten als hij beleggingsadvies krijgt van zijn beleggingsadviseur? Dit kader biedt onvoldoende mogelijkheden om een uitgebreid en genuanceerd beeld te schetsen. Ik verwijs wel naar een uitspraak van de Rechtbank te Leeuwarden van 29 december 2010.
In deze zaak had de bank de klant geadviseerd om perpetuele obligaties te kopen. Het koersverloop was zwaar negatief. De klant heeft de bank aansprakelijk gesteld. Bij tussenvonnis van 29 december 2010 heeft de Rechtbank onder andere overwogen: ‘De rechtbank is van oordeel dat uit de conclusie niet kan worden afgeleid dat de markt een product als het onderhavige in algemene zin als passend in een defensieve portefeuille beschouwde’. En verder: ‘gelet op het voorgaande, voldeed het advies van (A) naar het oordeel van de rechtbank niet aan de maatstaf van een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur’.
De Rechtbank was dus van oordeel dat de bank de zorgplicht had geschonden.
Ik blijf u op de hoogte houden van de ontwikkelingen in de zaak die ik namens mijn cliënten voer tegen de bank.
R.R.E. Nobus