De verplichting om seizoensarbeiders een nieuw contract aan te bieden
Als een werkgever en een werknemer arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd met elkaar sluiten die elkaar opvolgen met tussenpozen van niet langer dan drie maanden dan ontstaat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als een periode van 36 maanden wordt overschreden of bij het aangaan van de vierde tijdelijke arbeidsovereenkomst. Dat volgt uit artikel 7:668a BW. Overeenkomsten voor seizoensarbeid worden vaak aangegaan met tussenpozen van langer dan drie maanden. Dan ontstaat dus niet een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen die partijen.
Dat is recent nog eens bevestigd in een uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden (LJN BY7478). Toch staat het een werkgever niet altijd vrij om geen nieuwe arbeidsovereenkomst aan te bieden aan een gedurende een lange periode door hem ingeschakelde seizoensarbeider. In bovengenoemde zaak ging het om een reisleiderster die al vanaf 1989 elk jaar een arbeidsovereenkomst van zes maanden sloot met een reisorganisator. De reisorganisator had in 2005 herhaalde klachten van reizigers over de reisleidster ontvangen. Om die reden besloot hij om haar in 2006 niet meer een arbeidsovereenkomst aan te bieden. Hij had haar echter niet gewaarschuwd dat een herhaling van klachten zou leiden tot beëindiging van de samenwerking. In de procedure voerde hij nog wat administratieve tekortkomingen van de werkneemster op. Die waren echter van onvoldoende gewicht om te leiden tot beëindiging van de langdurige samenwerking. De werkgever werd veroordeeld een schadevergoeding te betalen. Hij had namelijk het beginsel van goed werkgeverschap geschonden door de samenwerking (te) abrupt te beëindigen.