Recht op een ontslagvergoeding?
Oprotpremie, vertrekregeling, gouden handdruk, ontslagbonus: deze benamingen wekken de indruk dat een werknemer die wordt ontslagen recht heeft op een ontslagvergoeding. Dat is een wijdverbreid misverstand. Een werkgever is vrijwel nooit verplicht een vergoeding te betalen. Dat is enkel anders als dat in de arbeidsovereenkomst of in een sociaal plan uitdrukkelijk is bedongen.
Een vast dienstverband kan worden beëindigd door ontbinding, opzegging of doordat een beëindigingovereenkomst wordt gesloten. De ontbinding wordt uitgesproken door de kantonrechter. Hij zal nagaan of de werknemer in verband met de gevolgen van het ontslag recht heeft op een vergoeding op basis van de zogenaamde kantonrechtersformule. De werknemer die een vergoeding wil ontvangen, kan dus een ontbindingsverzoek indienen bij de kantonrechter. De werknemer kan dan een vergoeding krijgen, maar verspeelt vrijwel zeker het recht op een WW-uitkering omdat hij zelf om zijn ontslag heeft verzocht. Toestemming voor de opzegging van een arbeidsovereenkomst wordt afgegeven door het UWV-Werkbedrijf. In die procedure wordt geen ontslagvergoeding toegekend.
Een werknemer die zonder vergoeding wordt ontslagen, kan een juridische procedure wegens kennelijk onredelijke opzegging opstarten. Dat kan een langdurige procedure worden. De uitkomst is voor beide partijen onzeker. Om dat te voorkomen, kunnen de partijen bij het ontslag afspraken over de toekenning van een ontslagvergoeding maken en die vastleggen in een beëindigingovereenkomst. Een ontslagvergoeding is daarmee het resultaat van onderhandelingen en niet een verworven recht. Dat ontslag erg duur is en dat om die reden het ontslagrecht op de helling moet, is dan ook een fabel.