Bancaire zorgplicht bij beleggingstransacties
Een bank handelt in strijd met haar bancaire zorgplicht als een bank onvoldoende onderzoek doet naar de financiële situatie van een belegger en hem niet genoegzaam waarschuwt voor de risico’s van beleggingstransacties. De te vergoeden schade behelst niet noodzakelijkerwijs het verlies dat de belegger op zijn inzet heeft geleden, maar is het verschil tussen de situatie waarin de belegger zich thans bevindt, en die waarin hij zich zou hebben bevonden als de bank haar zorgplicht zou hebben nageleefd.
HR 3 februari 2012 (LJN BU4914):
Een ondernemer heeft zijn vermogen laten beleggen door de Rabobank. Het ging veelal om zeer risicovolle transacties. Na liquidatie van de effectenportefeuille in oktober 2002 was van de oorspronkelijke inleg van ruim € 1,2 miljoen nog slechts € 107.523,54 over. De ondernemer heeft de bank aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade, op te maken bij staat. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de bank jegens hem is tekortgeschoten in de naleving van haar bancaire zorgplicht. Het hof heeft deze vordering toegewezen en heeft de bank veroordeeld tot vergoeding van € 1.134.187,30, zijnde het verlies op de oorspronkelijke inleg. In cassatie voert de bank talrijke klachten tegen dit oordeel aan, betrekking hebbend op onder meer de bancaire zorgplicht, de omvang van die schade en de eigen schuld van de belegger.
Onder verwijzing naar vaste rechtspraak (LJN: BO1799) stelt de Hoge Raad voorop dat op de bank een ‘bijzondere zorgplicht’ rustte jegens de ondernemer als particuliere belegger. Deze zorgplicht bracht mee dat de bank:
1) vooraf naar behoren onderzoek had moeten doen naar de financiële mogelijkheden, deskundigheid en doelstellingen van de ondernemer; en
2) dat de bank hem diende te waarschuwen voor de bijzondere risico’s die aan de handel in opties en futures waren verbonden, alsook voor het feit dat de voorgenomen beleggingsstrategie van de ondernemer niet paste bij zijn financiële mogelijkheden of doelstellingen, zijn risicobereidheid of zijn deskundigheid.
Het hof kon op goede gronden oordelen dat de bank was tekortgeschoten in de nakoming van haar onder 1 bedoelde onderzoeksplicht. De door het hof aangenomen schending van de onder 2 bedoelde waarschuwingsplicht houdt in cassatie eveneens stand. De bank heeft in cassatie wel succes met zijn klacht dat het hof de omvang van de voor vergoeding in aanmerking komende schade niet zonder meer had mogen gelijkstellen aan het totale door de ondernemer geleden vermogensverlies. Volgens de bank moest de schade worden berekend door een vergelijking te maken tussen de situatie waarin de ondernemer zich thans bevindt, en die waarin hij zich zou hebben bevonden als de bank haar zorgplicht zou hebben nageleefd. Achterliggende gedachte was dat de beurskoersen in de betreffende periode sterk waren gedaald, zodat de ondernemer hoe dan ook – ongeacht de gekozen beleggingsstrategie – verlies zou hebben geleden. De Hoge Raad honoreert deze klacht, die volgens hem uitgaat van “een juiste rechtsopvatting omtrent de wijze waarop de schade moet worden vastgesteld“.