Weigeren van herplaatsing en transitievergoeding

In veel gevallen is een werkgever een transitievergoeding verschuldigd indien hij de arbeidsovereenkomst opzegt of deze op verzoek van de werkgever wordt ontbonden. Een uitzondering hierop betreft de situatie waarin een arbeidsovereenkomst niet verder gezet kan worden wegens verwijtbaar handelen van de werknemer. In de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE: 2021:236) gaf het Hof hier een oordeel over.

Een ontslagaanvraag of ontbindingsverzoek heeft slechts kans van slagen indien er een redelijke ontslaggrond aanwezig is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn in een passende functie niet mogelijk is. De Wet Werk en Zekerheid (WWZ) verbindt hier een positieve en actieve grondhouding van de werkgever en hij dient hierover in overleg te gaan met de werknemer.

Als de werkgever zich voldoende heeft ingespannen voor herplaatsing van de werknemer maar er geen passende functie voorhanden is, zal dit leiden tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst en heeft werknemer in beginsel recht op een transitievergoeding.

Maar wat als de werknemer de herplaatsing weigert?

Feiten:

Werkneemster was 19 jaar in loondienst bij werkgever, waarna de functie kwam te vervallen. Met toestemming van het UWV werd de arbeidsovereenkomst opgezegd. De werkgever weigerde echter de transitievergoeding te betalen nadat werkneemster tot driemaal toe een passende functie om verschillende redenen had geweigerd. In tussen was de werkneemster arbeidsongeschikt geraakt.

Oordeel hof:

Het hof oordeelde dat niet was gebleken dat de laatst aangeboden functie aan de werkneemster geen passende functie zou betreffen. Daarnaast stond de arbeidsongeschiktheid niet in de weg voor deze functie.

De weigerachtige houding van de werkneemster heeft ertoe geleid dat de werkgever de werkneemster niet heeft kunnen herplaatsen. Deze handelwijze van de werkneemster is volgens het hof als ernstig verwijtbaar te beschouwen en daardoor maakt zij geen aanspraak op een transitievergoeding. Het niet toekennen van de transitievergoeding is volgens het hof ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Van een relatieve kleine misstap – het drie keer weigeren van een passende functie – was immers geen sprake en ook de persoonlijke omstandigheden van werknemer, waaronder dat zij al twintig jaar in dienst was, leggen daarvoor onvoldoende gewicht in de schaal.

Conclusie:

Een werknemer mag dus niet zomaar een passende functie weigeren. Het weigeren kan grote financiële consequenties hebben, niet alleen in de gemiste transitievergoeding,

(Werkneemster miste hierbij een transitievergoeding van ongeveer € 42.000,-) maar kan ook gevolgen hebben bij het aanvragen van de WW-uitkering, waarbij de plicht bestaat passende arbeid te accepteren.

Heeft u vragen op het gebied van arbeidsrecht? Neem dan gerust contact met ons op.

2 maart 2021

Gerechtshof Den Bosch, 28 januari 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:236. 

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSHE:2021:236