Vader moet omgang met zijn kind hebben
Men kan niet zondermeer wegkomen met het niet nakomen van een omgangsregeling indien men geen omgang wil hebben met een kind blijkt uit de navolgende uitspraak.
Uit de relatie tussen M en V is een zoon geboren. De relatie is beëindigd en de rechtbank heeft een omgangsregeling vastgelegd. M houdt zich niet aan de omgangsregeling.
In kort geding heeft de rechter M veroordeeld tot omgang met zijn zoon op straffe van een dwangsom. Omgang is volgens de rechter in het belang van de zoon. M gaat in hoger beroep. Hij geeft aan dat hij van meet af aan duidelijk heeft gemaakt dat hij geen omgang wil en de regeling niet zal nakomen. M geeft aan dat V weigert te communiceren en haar zien of horen roept nare herinneringen op. Hij beleeft geen plezier aan de omgang.
Het Hof oordeelt dat het belang van de zoon voorop dient te staan. Dat neemt niet weg dat er zwaarwegende belangen aan de kant van M kunnen bestaan die meebrengen dat de omgangsregeling niet kan worden afgedwongen. Dit kan aan de orde zijn indien het negeren van die belangen onaanvaardbare negatieve uitwerking op de zoon zou hebben. Dit laatste heeft M niet aannemelijk gemaakt.
De conclusie is dat er op straffe van een dwangsom omgang zal dienen te zijn.
(Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 mei 2016 ECLI:NL:GHARL:2016:4010)
I. de Dobbelaere-Woets
5 juli 2016