Schadevergoedingsschuld wegens verduistering niet verknocht
Man en vrouw zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. In 2010 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. In 2011 wordt de man veroordeeld wegens verduistering en tot het betalen van een schadevergoeding aan x van € 16.15274.
Partijen twisten over de vraag of de vordering wegens schadevergoeding in de gemeenschap van goederen valt en daarmee mede voor rekening van de vrouw komt.
Het moment van handelen waaruit de verplichting tot betalen van schadevergoeding is ontstaan, zijnde het moment van verduistering, is bepalend voor de vraag of de vordering in de gemeenschap van goederen valt. De onrechtmatige daad waaruit de vordering voortvloeit heeft plaats gevonden voor 2010 dus voor de echtscheiding definitief werd. De vordering valt derhalve in de gemeenschap van goederen.
De vrouw is van mening dat de vordering verknocht is aan de man en hij deze derhalve voor zijn rekening dient te nemen. Het Hof is van mening dat niet snel sprake van een uitzondering van de hoofdregel dat alle goederen en schulden gemeenschappelijk zijn. Bij verknochte schulden wordt met name gedacht aan schulden die worden gemaakt met betrekking tot privé-goederen die aan iemand zijn verknocht en verplichtingen tot schadevergoeding na bijvoorbeeld zeden- en/of levensdelicten. De omstandigheid dat de vrouw niet op de hoogte was van het verduisterd geld en hiervan niet heeft geprofiteerd maakt dit oordeel niet anders. Overigens waren deze laatste omstandigheden niet komen vast te staan. De hoofdregel van artikel 1:94 lid 2 BW is van toepassing dat wil zeggen iedere schuld komt ten laste van de huwelijksgemeenschap.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3 oktober 2017 ECLI:NL:GHARL:2017:8571
15 maart 2018
Ilse de Dobbelaere-Woets