Rechtbank Den Haag: 50% huurkorting vanwege coronacrisis
Op 21 januari 2021 heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld dat horecaondernemers recht kunnen hebben op 50% huurprijsvermindering. De aanleiding hiervoor is de verplichte horecasluiting ten gevolge van de coronacrisis.
In deze zaak waren de verhuurder en huurder het absoluut niet met elkaar eens. De verhuurder heeft onder andere de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd. Er was namelijk sprake van een huurachterstand. Daarentegen vorderde de huurder in reconventie (de tegenvordering van de gedaagde) een verklaring voor recht dat de verhuurder geen recht heeft op de volledige huurprijs ten tijde van de horecasluiting wegens corona-maatregelen.
De huurder doet onder meer een beroep op onvoorziene omstandigheid uit artikel 6:258 BW. Dit artikel bepaalt dat in het geval van onvoorziene omstandigheden de rechter op vordering van een contractspartij de overeenkomst kan wijzigen of geheel of gedeeltelijk kan ontbinden. Hiervoor is vereist dat de wederpartij naar redelijkheid en billijkheid de ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Het is bij de toepassing van dit artikel belangrijk dat alle omstandigheden van het geval worden meegewogen.
De huurder krijgt wat betreft de onvoorziene omstandigheid gelijk. Naar het oordeel van de rechter moet de coronacrisis, gelet op de omvang en de gevolgen voor de economie en maatschappij, als een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW worden aangemerkt. De partijen hebben de huurovereenkomst gesloten in 2018. Er bestaan geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de partijen destijds rekening hebben gehouden met een gezondheidscrisis van deze omvang waarbij diverse overheidsmaatregelen worden getroffen.
Volgens de rechter is door de coronacrisis en de overheidsmaatregelen sprake van een fundamentele verstoring van het evenwicht in de huurovereenkomst. Dit zou de ongewijzigde instandhouding van de overeenkomt onredelijk maken. De rechter geeft aan dat beide partijen geen verwijt valt te maken en dat daarom het financiƫle nadeel tussen de partijen moet worden verdeeld. De rechter komt dan ook tot de conclusie dat een huurkorting van 50% op zijn plaats is. Wel benadrukt de rechter dat dit enkel geldt voor de periodes waarin de exploitatie volledig werd gestaakt tot de dag dat de sluitingsmaatregel eindigt. In de overige periodes was de omzetderving van de huurder slechts 20%. Ook is er rekening gehouden met de verstrekte compensatie vanuit de overheid. Om deze redenen acht de rechter over de laatstgenoemde periodes een huurkorting niet nodig.
De vraag is of deze uitspraak stand houdt. Mogelijkheid bestaat immers dat verhuurder in hoger beroep.
Heeft u een vraag over huurrecht? Neem dan gerust contact op met ons kantoor.
Anneline Nieuwenhuijse
25 februari 2021
Rb. Den Haag 21 januari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:461. https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:461