Pacht: bedrijfsmatige landbouw, of niet?
Indien gepacht land niet bedrijfsmatig wordt gebruikt dan kan de pachtrechter de pachtovereenkomst ontbinden.
Artikel 7:312 BW luidt als volgt:
Onder landbouw wordt verstaan, steeds voor zover bedrijfsmatig uitgeoefend: akkerbouw; weidebouw; veehouderij; pluimveehouderij; tuinbouw, daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen; de teelt van griendthout en riet; elke andere tak van bodemcultuur, met uitzondering van bosbouw.
Bedrijfsmatigheid is één van de belangrijkste vereisten voor het bestaan van pacht. Bij het beantwoorden van de vraag of er sprake is van bedrijfsmatige exploitatie zijn de navolgende punten in het bijzonder van belang:
- de omvang van het bedrijf en de onderlinge samenhang tussen de diverse bedrijfsactiviteiten;
- de vraag of de voor toekomstige winstkansen noodzakelijke investeringen plaatsvinden;
- het redelijkerwijs te verwachten ondernemingsrendement;
- de vraag of de gebruiker een hoofdfunctie heeft buiten de landbouw;
Deze punten dienen in onderlinge samenhang te worden beschouwd met inachtneming van de overige omstandigheden van het geval, aldus Pk Hof Arnhem 12 mei 2009, TvAR 2009/5535 Van Boetzelaer c.s./Wenink. Indien niet wordt voldaan aan deze criteria dan kan de pachtrechter op vordering van de verpachter de pachtovereenkomst ontbinden.
In het arrest van de Pachtkamer Hof Arnhem-Leeuwarden van 10 januari 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:139, vorderde de verpachter ontbinding van de pachtovereenkomst met als stelling dat er sprake was van niet-bedrijfsmatige landbouw. Eén van de belangrijke aspecten in deze zaak was het gegeven dat de pachter fulltime werkzaam was in loondienst als werktuigbouwkundige. Het resultaat van zijn agrarisch bedrijf was slechts een bijverdienste. In dat kader is van belang dat in de parlementaire geschiedenis het volgende is opgemerkt:
Dat de gebruiker zijn hoofdfunctie buiten de landbouw heeft, kan een belangrijke aanwijzing zijn dat geen sprake is van bedrijfsmatige landbouw, in het bijzonder wanneer als gevolg daarvan de agrarische activiteiten wegens hun geringe omvang slechts als liefhebberij of bron van bijverdienste kunnen worden beschouwd.
In de zaak van de als werktuigbouwkundige werkzame agrariër oordeelde het Hof dat er tóch sprake was van bedrijfsmatige landbouw. Bij het vellen van dit oordeel was volgens het Hof van belang dat:
- de bedrijfsresultaten positief waren
- de werkgever van de pachter hem in staat stelt erg flexibel te zijn wanneer dit voor zijn agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is
- de pachter geen gezin heeft en dat hij veel werkt in de avonduren en in de weekenden
- de pachter altijd een fulltime baan heeft gehad naast zijn agrarisch bedrijf
Het oordeel in deze zaak had ook anders kunnen zijn indien er bijvoorbeeld sprake zou zijn van negatieve bedrijfsresultaten als gevolg waarvan de pachter in loondienst zou zijn gegaan om zo in zijn levensonderhoud te voorzien.
De eis van bedrijfsmatigheid is en blijft een lastig begrip en is geheel afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Omdat het heel aantrekkelijk kan zijn om grond vrij van pacht te krijgen zullen er nog vele procedures over dit onderwerp volgen.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2017:139
1 februari 2018
Ronny Nobus