Ontbinding van een arbeidsovereenkomst bij een verslaafde werknemer
De kantonrechter in Utrecht heeft op 20 september 2016[1] laten zien dat het ontbinden van een arbeidsovereenkomst met een drugsverslaafde werknemer niet eenvoudig is.
In het onderhavige geval is de werknemer sedert 12 december 2011 in dienst bij de werkgever in de functie van magazijnmedewerker. Op 11 juni 2015 heeft de werknemer zich ziek had gemeld vanwege zijn drugsverslaving. Na een behandeling in een afkickkliniek en overeenkomstig het advies van de bedrijfsarts, is hij halverwege oktober 2015 weer met zijn werkzaamheden gestart. Nog geen maand later kreeg de werknemer een terugval waardoor hij wederom voor twee maanden werd opgenomen in een andere afkickkliniek. Bij terugkomst verscheen de werknemer een aantal keer niet op zijn werk, kon zijn werkgever hem niet bereiken en miste hij zijn afspraak bij de bedrijfsarts. Niet veel later werd hij opnieuw opgenomen in een kliniek. Voor de werkgever was de maat vol en wendde zich naar de kantonrechter met het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
Bij zijn beoordeling overwoog de kantonrechter allereerst dat een verslaving aan harddrugs als een ziekte moet worden beschouwd in de zin van art 7:670 lid 1 BW. Dit brengt met zich mee dat de overeenkomst niet mag worden opgezegd. Wanneer er immers sprake is van een ziekte geldt er een opzegverbod van twee jaar. Vast stond is dat de werknemer nog niet twee jaar aaneengesloten ziek was.
De werkgever voerde echter aan dat het opzegverbod bij ziekte niet van toepassing is wanneer de werknemer zonder deugdelijke grond weigert aan zijn re-integratieverplichtingen te voldoen zoals bedoeld in artikel 7:660a BW. De kantonrechter gaf echter aan dat het nog maar de vraag is of het onder andere niet of te laat op het werk verschijnen moet worden aangemerkt als een overtreding van de re-integratieverplichtingen. Dit uitstelgedrag is namelijk een symptoom van een verslavingsziekteziekte. Daarnaast kon het beroep van de werkgever sowieso niet slagen omdat zij de werknemer nimmer schriftelijk hebben aangemaand om zijn re-integratieverplichtingen na te komen, aldus de kantonrechter.
De werkgever verzocht subsidiair ontbinding wegens een verstoorde arbeidsverhouding, maar ook hier kon de kantonrechter niet in meegaan. De verstoorde arbeidsverhouding hield namelijk verband met de verslavingsziekte. De arbeidsovereenkomst kon dus niet worden ontbonden en het verzoek van de werkgever werd derhalve afgewezen.
Kortom, het rest de werkgever niets anders dan de twee jaar waarin het opzegverbod geldt uit te zitten. Wanner voornoemd termijn is verstreken kan de werkgever alsnog een verzoek indienen bij de rechtbank. De werkgever zal dan moeten bewijzen dat de werknemer niet snel zal herstellen.
[1] Rb. Midden-Nederland 20 september 2016 ECLI:NL:RBMNE:2016:5054
Nathalie van Poucke
2 november 2016