Niet-nakomen omgangsregeling voldoende voor beëindiging gezag?
In de regel hebben ouders / ex-partners het gezamenlijk ouderlijk gezag over de kinderen. Dat is ook de hoofdregel die uit de wet volgt: ouders zijn beiden bekleed met het ouderlijk gezag en oefenen dat gezamenlijk uit. Als ouders uit elkaar gaan, kunnen de omstandigheden daarna veranderen. Om die reden kan het zo zijn dat een of beide ouders het wenselijk achten dat slechts een van de ouders wordt belast met het gezag.
In december 2018 heeft het gerechtshof Den Haag een uitspraak[1] gewezen over het wijzigen van het ouderlijk gezag.
De casus was als volgt: ouders van 2 kinderen gaan uit elkaar. In de procedure bij de rechtbank is beslist dat de moeder voortaan alleen met het ouderlijk gezag zal uitoefenen. De rechtbank kwam tot die uitspraak omdat de vader de bestaande omgangsregeling niet altijd zou nakomen.
De vader heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Hij stelt dat hij de omgangsregeling wel probeert na te komen maar dat moeder niet met hem wil communiceren. Hij stelt dat het niet in het belang van de kinderen is als de moeder het eenhoofdig gezag krijgt.
In de hoger beroepsprocedure stelt het Hof dat de uitspraak van de rechtbank onjuist was en dat er niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor de wijziging van gezamenlijk gezag.
Op grond van art. 1:253n jo 1:251a Burgerlijk Wetboek kan het gezamenlijk gezag door een ouder onder voorwaarden worden beëindigd. De wet stelt dat de rechter kan bepalen dat het gezag aan één ouder toekomt als de omstandigheden zijn gewijzigd en:
- Er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
- Wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Het hof is van oordeel dat uitoefening van het gezamenlijk gezag enkel mogelijk is onder voorwaarden. Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren kan dat betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, ten minste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, zal er geen onaanvaardbaar risico zijn dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders.
Het ouderlijk gezag kan ook worden beëindigd als een wijziging van het gezag in het belang van het kind noodzakelijk is. Het hof in deze procedure concludeert dat de communicatie tussen de beide ouders weer beter is. Daar komt bij dat het hof van oordeel is dat deze moeizame communicatie nimmer betrekking heeft gehad op problemen rondom de gezagsuitoefening, maar gelegen was in de (niet lopende) zorgregeling. Het hof vernietigt dan ook de beschikking van de rechtbank en bekleedt beide ouders weer met het gezamenlijk gezag.
Wilt u meer weten over (de beëindiging
van) gezag? Neem gerust contact met ons.
[1] http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2018:3422
5 april 2019
Marloes de Houck