Feitelijk samenwonen geen vereiste meer voor beëindiging onderhoudsplicht?
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 7 juni 2016 een opmerkelijke uitspraak gedaan (ECLI:N::GHARL:2016:4501).
Aan de orde is de vraag of de onderhoudsplicht van de man is geëindigd als gevolg van het feit dat de vrouw zou samenwonen als ware zij gehuwd volgens de wet (art, 1:160 BW).
De vrouw erkent een duurzame relatie te hebben met haar nieuwe partner maar ontkent samen te wonen.
In een geval waarin niet wordt samengewoond volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad dat niet tot het oordeel kan worden gekomen dat sprake is van samenleven als ware men gehuwd in de zin van de wet.
In onderhavig geval zou dus niet aan alle vereisten van de wet zijn voldaan om op grond van artikel 1:160 BW te komen tot beëindiging van de onderhoudsplicht van de man.
Het gerechtshof oordeelt dat de levens van de vrouw en haar nieuwe partner zodanig vervlochten zijn geraakt dat gesproken kan worden van een vrijwel dagelijks samenleven in lotsverbondenheid gedurende een zekere tijd waardoor dit samenleven de kenmerken draagt van een huwelijk.
Dat de vrouw in ieder geval van dinsdagmorgen tot donderdagavond in haar eigen woonplaats verblijft, eigen woonruimte heeft en haar onderneming daar drijft, daar gaat sporten en sociale contacten heeft leidt niet tot een ander oordeel.
Het gerechtshof betrekt in haar oordeel dat in de huidige tijd waarin echtelieden ook niet meer verplicht zijn samen te wonen het in het algemeen zeer wel mogelijk is dat personen die een duurzame affectieve relatie hebben en samenleven als ware zij gehuwd kiezen voor een andere invulling van hun dagelijks leven waarbij zij niet iedere dag en nacht met elkaar doorbrengen en waarbij zij niet alle financiële middelen met elkaar delen.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHARL:2016:4501
Ilse de Dobbelaere-Woets
30 september 2016